|
Goed te herkennen aan
- de aarvormige bloeiwijze met grote 4-tallige helder roze
(zelden witte) bloemen én
- de donker bruinrode kelkbladen, die tussen de kroonbladen
naar voren buigen
|
Algemeen
Wilgenroosje is een overblijvende plant van 30 tot 150 cm hoog. Ze komt zeer algemeen voor, maar minder algemeen in Zuid- en Noord-Holland, de IJsselmeerpolders en het noorden van Groningen en Friesland.
Ze groeit op zonnige tot half beschaduwde plaatsen met vochtige tot droge, omgewerkte zandgrond op kapvlakten, brandplekken en aan bos- en struikgewasranden, ook op basaltglooiingen.
|
Op kap-, brand- en door storm geteisterde plaatsen kan wilgenroosje plotseling massaal voorkomen.
Bloem
Wilgenroosje bloeit vanaf juni tot en met september met lange aarvormige trossen. De helder roze bloemen zijn 4-tallig en hebben donker bruinrode kelkbladen. De meeldraden en de stijl steken duidelijk buiten de bloem en gaan later hangen.
De vier kroonbladen zijn niet gelijk. De bovenste twee zijn iets groter dan de onderste, waardoor de kroonbladen wat weg lijken te hebben van de vleugels van een vlinder.
De bloemen lijken op lange stengels te staan, maar die "stengel" is het vruchtbeginsel, dat zich na de bloei ontwikkelt tot een doosvrucht met talrijke pluizige zaden, die door de wind makkelijk verspreid worden.
Naast uitbreiding door middel van zaden, breidt wilgenroosje zich ook uit door middel van de kruipende wortelstok. Op die manier kan de plant grote bestanden vormen, waarin andere planten geen kans krijgen.
Blad
Wilgenroosje draagt smalle lancetvormige bladeren, die verspreid langs de stengel staan. De bladeren lijken op de bladeren van de wilg, vandaar de naam.
Toepassingen
De bladeren van wilgenroosje kunnen gedroogd worden in de zon om er daarna thee van te trekken. Werkt goed bij darmproblemen. Jonge bladeren en jonge scheuten kunnen als groente gegeten worden of in soep gebruikt worden.
|
|
Algemeen
- teunisbloemfamilie (Onagraceae)
- overblijvend
- zeer algemeen voorkomend
- 0,3 tot 1,5 m
-
verspreiding
Bloem
- helder roze (zelden wit)
- vanaf juni t/m september
- aarvormige, zeer lange tros
- stervormig
- 2 tot 3 cm
- 4 kroonbladen, iets uitgerand
- niet vergroeid
- 4 donker bruinrode kelkbladen
- 8 meeldraden
- 1 stijl
Blad
- verspreid
- enkelvoudig
- lijn- lancetvormig
- zittend
- top spits
- rand gaaf of iets getand
- voet afgerond of wigvormig
- onderkant blauw/groen
Stengel
- rechtop
- niet vertakt
- kaal
- rolrond
- vaak roodachtig aangelopen
|
Bewerkte botanische illustratie van wilgenroosje (Chamerion angustifolium).
|
|