|
Herkenbaar aan deze unieke combinatie van kenmerken
- de kleine paardenbloem-achtige bloemen, waarvan de buitenste lintbloemen aan de onderkant een brede rode streep hebben én
- de langwerpige tot spatelvormige rozetbladeren met lange, witte, afstaande haren aan de bovenkant en wit viltige onderkant
|
Algemeen
Muizenoor is een lage, grijsgroene, overblijvende plant van 5 tot 30 cm hoog. Ze groeit op open plaatsen in droge tot vrij vochtige, grazige grond.
Ze komt in heel Nederland algemeen voor; in het rivierengebied, Zuid-Holland, Noord-Holland, Friesland en het noorden Groningen hoofdzakelijk op aangevoerd zand.
|
Bloem
Muizenoor bloeit vanaf mei tot de herfst met bleekgele tot gele bloemhoofdjes, die aan het einde van een bladerloze stengel staan. De hoofdjes bestaan uitsluitend uit lintbloemen.
De onderkant van de buitenste lintbloemen heeft in het midden een brede rode streep. De omwindselbladen zijn maximaal 1,5 mm breed en zijn, evenals de stengels, behaard met lange witte haren en/of kortere zwarte klierharen.
Blad
De bladeren staan in een rozet, meestal vrij vlak uitgespreid. Ze zijn langwerpig tot spatelvormig, boven het midden het breedst. Aan de bovenkant en langs de rand zijn ze verspreid behaard met lange, witte, afstaande haren.
De onderkant is dichter behaard, wit en viltig. Om bij grote droogte verdamping te beperken krullen de bladeren om en wordt de witte onderkant zichtbaar.
Muizenoor vormt bovengrondse, bebladerde uitlopers, die nieuwe rozetten vormen. Op die manier kan ze hele stukken grond bedekken.
Voor muizenoor is het wel van belang dat op de plaatsen waar ze groeit het gras laag blijft. Begrazing zal de groei van muizenoor daarom bevorderen.
Toepassingen
Muizenoor bevat flavonoïden, looi- en bitterstoffen. In de kruidengeneeskunde wordt muizenoor nauwelijk nog gebruikt. In de volksgeneeskunde wordt ze nog wel toegepast bij lever-, maag- en darmaandoeningen.
Vergelijkbare soorten
Muizenoor behoort tot de gele composieten met uitsluitend lintbloemen; de groep met grote of kleine paardenbloem-achtige bloemhoofdjes.
In totaal bestaat de groep uit 39 soorten. Ze zijn te verdelen in twee groepen :
- de groep met minimaal 2 volwaardige bladeren aan de bloeistengel;
zie de pagina "Sleutel gele composieten met blad".
- de groep met een kale bloeistengel of met hooguit 1 blad of een aantal schubvormige bladeren.
Hiertoe behoort muizenoor. Zie de pagina "Sleutel gele composieten zonder blad".
|
|
Algemeen
- composietenfamilie (Asteraceae)
- overblijvend
- algemeen
- 5 tot 30 cm
-
verspreiding
Bloem
- bleekgeel tot geel
- vanaf mei tot de herfst
- hoofdje alleenstaand
- alleen lintbloemen
- 2 tot 3 cm
Blad
- rozet
- enkelvoudig
- langwerpig tot spatelvormig
- top spits
- rand gaaf
- voet aflopend (in steel)
- veernervig
- bovenkant lang zacht behaard
- onderkant wit viltig
Stengel
- rechtop
- behaard
- rolrond
|
Bewerkte botanische illustratie van muizenoor (Hieracium pilosella).
|
|