|
Herkenbaar aan deze unieke combinatie van kenmerken
de dichte, aarvormige bloeiwijze met paarse lipbloemen, vaak roodbruine kelken
en groene schutbladen
|
Algemeen
Gewone brunel is een zeer algemeen voorkomende, overblijvende plant. Ze groeit op vochtige, matig voedselrijke grond in grasland, bermen, grazige duinvalleien, afgravingen en aan bospaden.
Gewone brunel wordt 7 tot 45 cm hoog. Haar maximale hoogte bereikt ze alleen als er weinig gemaaid wordt. Frequent maaien kan geen kwaad, ze groeit gewoon door maar blijft lager en vormt meer uitlopers.
|
Bloem
De bloeiwijze is gedrongen aarvormig en bestaat uit een aantal dicht op elkaar staande schijnkransen van meestal 6 bloemen.
Ze bloeit vanaf mei tot de herfst met paarse lipbloemen. De lipbloemen hebben een helmvormige bovenlip en een uit drie delen bestaande onderlip. De middelste lob van de onderlip is franjeachtig getand. De kelk van de bloemen is roodbruin of groen.
Elke bloem heeft een groen schutblad, dat breder is dan lang en eindigt in een spits puntje.
Tijdens het rijpen van de zaden verlengt de bloeiwijze zich iets. Omdat een uitgebloeide bloeiwijze wat lijkt op een ouderwets gevlochten bijenkorf, wordt gewone brunel ook wel "bijenkorfje" genoemd.
Als het regent gaat de vruchtkelk open, zodat de kleine zaden er door de regen uitgespoeld kunnen worden.
Blad en stengel
De bladeren staan kruisgewijs tegenover elkaar, zijn langwerpig tot eirond en kort behaard. Meestal is de rand gaaf, soms ook licht gekarteld. Het onderste gedeelte van de vierkante stengels ligt op de grond en wortelt op de knopen.
Toepassingen
Gewone brunel werkt ontstekingsremmend, bloedstelpend en sterk samentrekkend. Het is schimmelwerend en antibiotisch. Het kan gebruikt worden bij wonden, insectenbeten, koortsblaren, zweertjes en leveraandoeningen, als gorgeldrank bij tandvleesontstekingen, aften en keelpijn en als thee bij griep en koorts.
Vergelijkbare soorten
Een vegelijkbare lage soort is kruipend zenegroen. Toch zitten er een paar duidelijke verschillen tussen beide soorten. De bloeiwijze van kruipend zenegroen is langer en minder dicht. De bloemen zijn blauwer en missen de helmvormige bovenlip. Verder heeft kruipend zenegroen naast donkergroene, zittende stengelbladeren (die breder zijn dan de bladeren van gewone brunel) ook een bladrozet van gesteelde bladeren. Gewone brunel heeft geen rozet.
|
|
Algemeen
- lipbloemenfamilie (Lamiaceae)
- overblijvend
- zeer algemeen voorkomend
- 7 tot 45 cm
-
verspreiding
Bloem
- paars, zelden wit of roze
- vanaf mei tot de herfst
- aarvormige tros
- lipbloem
- 8 tot 15 mm
- 4 of 5 kroonbladen, vergroeid
- 3 of 5 kelkbladen, vergroeid
- 4 meeldraden
- 1 stijl
Blad
- kruisgewijs tegenoverstaand
- enkelvoudig
- langwerpig tot eirond
- top stomp
- rand gaaf, soms licht gekarteld
- voet wigvormig
- veernervig
- behaard
Stengel
- rechtop en opstijgend
- kort behaard of bijna kaal
- vierkant
|
Bewerkte botanische illustratie van gewone brunel (Prunella vulgaris).
|
|